Ronald Koeman liet zich vandaag weer zien bij Feyenoord. Door het overlijden van zijn vader Martin ging de bekerwedstrijd tegen Heracles Almelo aan hem voorbij. Hij gaf na de training een persconferentie in De Kuip.
Jean-Paul van Gastel en Giovanni van Bronckhorst namen enkele dagen zijn taken over, maar in het duel met PEC Zwolle heeft Koeman zelf weer de leiding: ”Ik ga proberen om mezelf te zijn. Mijn vader had ook niet anders gewild dan dat ik met het voetbal bezig zou zijn.”
Ondanks de trieste familieomstandigheden ging het bekerduel in Almelo niet helemaal aan hem voorbij: ”Dat was een vreemde situatie. Ik merkte dat ook op dat moment de wedstrijd me toch bezig hield. Ik vind het knap van de groep dat ze in die situatie toch gewonnen hebben. Verder is die wedstrijd een gepasseerd station, al hebben we gisteren de moeilijkst denkbare loting gekregen. Wel is het zo dat als we van Ajax winnen, we een goede kans maken op de beker. En wij kunnen van Ajax winnen.”
Deze week stak de discussie over het bondscoachschap van Oranje weer de kop op. Alle betrokken partijen lijken een andere lezing te hebben: ”Ik heb nooit de toezegging gehad dat ik bondscoach zou worden, maar ik wist dat ik één van de kandidaten was”, zegt Koeman. ”Mijn zaakwaarnemer is anderhalve week geleden gebeld door de KNVB met de vraag of ik de komende twee jaar onder de vleugels van Guus (Hiddink, red.) aan de slag zou willen bij Oranje, om het daarna zelf te gaan doen. Dat heeft me geraakt, omdat ik vind dat ik capabel genoeg ben om het alleen te doen. Ik vind: graag of niet.”
Tot slot prijst Koeman de aangekondigde actie van Het Legioen. De aanhang van Feyenoord wil in de twaalfde minuut van de confrontatie met de Zwollenaren een sfeeractie houden om de trainer een steuntje in de rug te geven: ”Een prachtig initiatief. Natuurlijk doet me dat iets, zoals ook het eerbetoon van FC Groningen indrukwekkend was. Ik ben dankbaar voor de steun. De naam Koeman betekent iets in de voetbalwereld, daar is mijn vader de grondlegger van geweest. Mijn vader hield niet van te veel poespas, maar hier zou hij trots op geweest zijn.”